Verslag workshop op de Boerenlandbouw Conferentie 2024
We gaan aan de slag met de Nyeleni principes. Deze principes zijn in 2015 opgesteld door 500 organisaties van boeren, vissers, inheemse volkeren, landloze boeren, plattelandsbarbeiders en milieu- en burgerbewegingen om samen, van onderop en vanuit verschillende werelddelen betekenis te geven aan agro-ecologie. Het resultaat is elf prachtige principes waar agro-ecologisch boeren zich volledig in kunnen vinden.
De vertaalslag maken naar een eigen plek, blijkt echter lastiger: elke context is anders. Daarom heeft Els Hegger van Tuinderij Aardigh een traject/workshop en een poster ontwikkelen om de vertaalslag te kunnen maken. Het concretiseren van de Nyeleni-principes gaat volgens Els dan ook niet over boxjes vinken, maar over bepalen waar je nu staat en waar je naartoe wilt.
Het idee is om dit in groepjes agro-ecologische boeren te doen, waarbij je ieders bedrijf bezoekt voor een uur of vijf om alle hoeken en gaten van een bedrijf gezien, gehoord en gevoelt te hebben. Daarna geven zij terug wat heb heeft geraakt. Dit vormen de kernwaarden van het bedrijf, Vervolgens onderzoek je het bedrijf vanuit de Nyeleniprincipes: wat doe je nu al, en wat wil je meer gaan doen? Hier rollen ten slotte concrete acties voor de komende twee jaar. Vandaag doen we een korte versie van het traject dat Els met de Federatie wil gaan doen met agro-ecologische boeren.
Op tafel liggen A3 formaat posters van een boom. Het onderste deel, de wortels van de boom, is de karakterisering van het bedrijf: de kernwaarden. Wat onderin leeft, groeit naar boven toe. Net als een boom sta je met je tuinderij of boerderij niet los van de omgeving. De huidmondjes van de bladeren nemen van alles op uit de omgeving en voeden daarmee weer de kernwaarden van het bedrijf zonder dat het fundament verandert, want dat is diep geworteld.
Joanne Malotaux van Burgerboerderij de Patrijs is vandaag het proefkonijn. Joanne neemt ons mee naar haar plek via foto’s, filmpjes en verhalen. Voor even wanen we ons in de achterhoek in Laren, vlakbij Deventer en Zutphen op een mooie zomerse dag. We zien een oude stal die is omgebouwd tot melkruimte waar nu een kaastobbe staat van 700 liter. Op de parkeerplaats staan wat Tesla’s. De mevrouw uit Zutphen die iedere maand spaart voor een stuk kaas van de Patrijs komt ertussendoor aangescharreld. Ze begroet ons vriendelijk. We ruiken en zien het kruidenrijke grasland met in de verte zo’n 70 melkkoeien die de toegewezen strip aan het begrazen zijn. Een kaasaandeelhouder komt kaas ophalen, en verderop – buiten zicht – logt een lid in om boodschappen te doen bij een van de onbemande verslokalen, die vanaf de buitenkant doen denken aan een houten tinyhouse, met binnen op de schappen producten van de Patrijs en hun buren.
Joanne gaat ons voor naar de koeien. We bespeuren licht ongeduld bij de dames, opgewektheid zodra ze Joanne zien. Terwijl Joanne de draad verzet, zodat de koeien bij een verse strip gras kunnen, beginnen ze ondanks de warmte te huppelen en te loeien van blijdschap. De ogen van Joanne stralen. Hier doet ze het voor: “stripgrazen is misschien wat meer werk, maar het zorgt voor optimale begrazing en blije koeien”.
Dan vertelt Joanne over de financiële realiteit en worden terug het moment in getrokken: het is weer winter, we zijn weer in Oisterwijk. Door tegenvallende kosten in het eerste jaar, de flinke daling van de melkprijs, hogere kosten op arbeid, materialen en investeringen om de oude boerderij geschikt te maken voor de groepen mensen waar ze mee samen werken, staat de Patrijs voor een grote uitdaging. De situatie dwingt Joanne om bezig te zijn met verkopen en administratie, in plaats van te doen waar ze heel blij van wordt.
Ze is trots op de groep mensen die de Patrijs heeft aangetrokken en hoe ze met elkaar zoiets moois hebben gebouwd: die mensen zijn “niet alleen maar handjes, maar echt brains. Dat is echt fenomenaal.” Mede daardoor blijft ze erin geloven. Dat er een enorme kracht zit achter de Patrijs mag duidelijk zijn.
We zoomen in op het achtste principe, solidaire economie. Wat opvalt is dat Joanne bij voornamelijk alles noemt dat er aan de achterkant gedaan word: de solidariteit naar de natuur, de duurzaamheid, en de solidariteit naar de afnemers. Zo werken ze onder andere aan zo min mogelijk input, door bijvoorbeeld veevoer te maken van lokale reststromen, kringlopen te sluiten, alles lokaal en eerlijk afzetten.
Maar, merkt Els op: “wat doe je aan de voorkant om te zorgen dat de solidaire economie ook jou bereikt?”. Er vliegen opties over tafel, van crowdfunding tot strippenkaarten en abonnementen, van getrapte betaling tot mensen vooraf laten betalen (zoals ze nu al doen met de kaasaandelen). Wees als tuinder ook solidair naar jezelf, en zorg voor wederkerigheid van de gemeenschap naar jou toe. Want “anders zitten we een vet duurzaam en goed bedrijf op te bouwen, maar tegelijkertijd met een kaasschaaf onze voeten van onderen af te schaven.”.
Aan het einde van de workshop loopt Joanne weg met nieuwe en concrete ideeën, gesterkt in het pad dat ze is ingeslagen. Juist dat de krachtige voedselgemeenschappen, menselijk en meer dan menselijk, wel goed zitten hier, geeft het vertrouwen dat de solidaire economie ook goed moet komen.